Nog altijd het mooiste gebed dat ik ooit gelezen heb, is een fragment uit het dagboek van Etty Hillesum. Haar dagboek beschrijft de worsteling van een jonge Joodse vrouw midden de oorlogsjaren en bevat erg persoonlijke en inspirerende gesprekken met God, soms vol humor, soms vol vragen, maar altijd eerlijk en vol vertrouwen. Ze beschrijft ongedwongen haar zoektocht naar spirituele onafhankelijkheid en in dit vrij bekende en ontroerende fragment stelt zij dat God ons net zo nodig heeft als wij Hem. Dit betekent dat we een actieve rol spelen in deze Heilige relatie, dat we medeschepper zijn samen naast God. In die verschrikkelijke oorlogstijd, terwijl haar leven instort en de hele wereld in een door God verlaten gruwelplaats verandert, juist dan, wanneer je eerder het omgekeerde verwacht, juist dan beschermt en helpt zij God en ervaart zij diepe dankbaarheid, totale aanvaarding en onvoorwaardelijke liefde. Tijdens de oorlog weigerde ze onder te duiken en gaat vrijwillig naar concentratiekamp Westerbork om er hulp te bieden aan de Joden. Ze werd in 1943 vermoord in de gaskamers van Auschwitz, ze was 29 jaar.
Het zijn bange tijden, mijn God. Vannacht was het voor het eerst dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken. Ik zal je één ding beloven God, een kleinigheidje maar: ik zal mijn zorgen voor de toekomst niet als evenzovele zware gewichten aan de dag van heden hangen, maar dat kost enige oefening. Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg. Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van tevoren nergens voor instaan. Maar dit éne wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we ook eraan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen.
En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker dat jij ons niet kunt helpen, maar dat we jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen. Er zijn mensen, het is heus waar, die nog op het laatste ogenblik stofzuigers in veiligheid brengen en zilveren vorken en lepels, in plaats van jou, mijn God. En er zijn mensen, die hun lichamen in veiligheid willen brengen, die alleen nog maar behuizingen zijn voor duizend angsten en verbitteringen. En ze zeggen: mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. En ze vergeten, dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is.
Ik begin alweer wat rustiger te worden mijn God, door dit gesprek met jou. Ik zal in de naaste toekomst nog heel veel gesprekken met je houden en je op die manier verhinderen van me weg te vluchten. Je zult ook nog wel eens schrale tijden in mij beleven, mijn God, niet zo krachtig gevoed door mijn vertrouwen, maar geloof me, ik zal voor je blijven werken en ik zal je trouw blijven en je niet verjagen van mijn terrein. Voor het grote, heroïsche lijden heb ik genoeg krachten, mijn God, maar het zijn meer de duizend kleine dagelijkse zorgen, die je soms plotseling als bijtend ongedierte bespringen.
De jasmijn achter mijn huis is nu helemaal verwoest door de regen en de stormen der laatste dagen. Maar ergens in mij bloeit die jasmijn ongestoord verder, net zo uitbundig en teder als ze altijd gebloeid heeft. En ze verspreidt haar geuren rond de woning waar jij huist, mijn God. Je ziet, ik zorg goed voor je. Ik breng je niet alleen mijn tranen en bange vermoedens, ik breng je op deze stormachtige grauwe zondagochtend zelfs geurende jasmijn. En ik zal je alle bloemen brengen die ik op mijn wegen tegenkom, mijn God, en werkelijk, dat zijn er heel vele. Je zult het heus zo goed mogelijk bij me hebben. En om nu maar eens een willekeurig voorbeeld te noemen: wanneer ik opgesloten zou zitten in een enge cel, en er zou een wolk langs het kleine tralievenster drijven, dan zou ik je die wolk komen brengen mijn God, als ik daarvoor tenminste nog de kracht zou hebben. Ik kan van tevoren nergens voor instaan, maar de bedoelingen zijn prima, dat merk je wel. En nu ga ik me begeven aan deze dag. Ik kom onder veel mensen vandaag en de kwade geruchten en dreigingen zullen mij weer bestormen als evenzovele vijandelijke soldaten een onneembare vesting.
Dank en Loof de Heer
Want Zijn Liefde omhelst ieder van ons
En Zijn Waarheid heerst voor altijd
Roem Vader en Zoon en Geest
Wat vroeger was, is ook nu en zal altijd zijn
Eeuwige Werelden zonder Einde
En zo is het
Geen opmerkingen:
Een reactie posten